maandag, 25 mei 2020
In deze rubriek leggen we alle wethouders Jeugd van de provincie Groningen ‘langs de (transformatie)meetlat’. Deze keer Elly Pastoor, wethouder van de gemeente Westerkwartier.
Portefeuille: onder meer Onderwijs, Jeugd, Sport, Gezondheid
1. Staat het belang van de jeugdige
voorop?
‘Vanaf dag 1
is dit mijn stokpaardje: we hebben het over cijfers, over data, over geld. Maar
weten we of wat we doen effect heeft? Weten we of we echt werken in het belang
van de jongeren? Die vraag moet altijd leidend zijn, maar is niet eenvoudig te
beantwoorden. We hebben wel dingen in gang gezet om dat te achterhalen. Om
jongeren zelf hierover aan het woord te laten. Dan kom ik direct op het tweede
punt van de meetlat.’
2. Zijn jeugdigen en ouders actief
betrokken?
‘Bijna een
jaar geleden hebben we aan leerlingen van het technasium van RSG De Borgen
gevraagd mee te denken over een app om digitaal te communiceren met onze
jongeren. Zijn ze happy, wat houdt hen bezig, wat hebben ze nodig van de
gemeente, hoe denken ze over de gemeente, etc. We willen op deze manier ook in
gesprek met jongeren die gebruik maken van de jeugdzorg. Van hen willen we
weten hoe zij de hulp ervaren en hoe die misschien beter kan. Twee slimme
meiden gingen aan de slag en deden een vooronderzoek. Ze kwamen terug met het
voorstel voor een digitaal kanaal. Zomaar een app gaat niet werken, zeggen zij.
Je moet jongeren triggeren en verleiden, bijvoorbeeld met een digi-game die ze
dan de app in trekt. Inmiddels werken we met de Hanzehogeschool, de RUG,
Noorderpoort en de gemeente Groningen verder aan de ontwikkeling.’
3. Draagt het bij aan minder regeldruk
voor professionals?
‘Onze
ambtelijke organisatie is heel bewust zo plat als een dubbeltje. Beleid en
uitvoering werken nauw samen en verantwoordelijkheden liggen zo laag mogelijk
in de organisatie. Als wethouder heb ik zoveel mogelijk rechtstreeks contact
met de mensen die het werk doen.
‘Onze professionals, de jeugdconsulenten, kunnen zelf keuzes maken en doen wat nodig is. Uiteraard werken ze met protocollen. Ze zijn allemaal persoonlijk aansprakelijk voor de beslissingen die ze nemen en dat is natuurlijk best spannend. Ik hoop dat professionals daarvan niet in de kramp raken, dat iedereen zich vrij voelt om grenzen op te zoeken. Ik wil dat zij weten dat ik daarin achter hen sta. Als zij zich ooit moeten verantwoorden voor een, ook in mijn ogen, keuze in het belang van een jongere, dan zal ik er zijn.’
4. Draagt het bij aan de versterking van
eigen kracht en verantwoordelijkheid van jeugdige en/of ouders?
‘Het
welzijnswerk is heel sterk in onze gemeente. Bij de aanbesteding is het concept
van de Positieve gezondheid als uitgangspunt gekozen. Dat is ooit bedacht door
een huisarts die vond dat we te veel bezig zijn met ‘zorgen voor’ in plaats van
met ‘zorgen dat’. Positieve gezondheid gaat over dagelijks functioneren, lichaamsfuncties,
mentaal welbevinden, zingeving, meedoen en kwaliteit van leven. Het houdt in
dat je kijkt naar wat er nog wél kan en wat daarvoor nodig is. De Schans, onze
welzijnsorganisatie, heeft op dat principe een fantastisch aanbod gebouwd. Ook
trainen zij onze jeugdconsulenten in gespreksvoering gebaseerd op positieve
gezondheid. En die lijn willen we doortrekken in de hele ambtelijke
organisatie. Heel interessant.’
5. Draagt het bij aan normaliseren en
ontzorgen?
‘Dat wil ik
echt heel graag! Er zijn gezinnen waar wel 10 of meer hulpverleners bij
betrokken zijn. Die mensen zien door de bomen het bos niet meer en het schiet
vaak ook niet op. Ik wil graag terug naar de ouderwetse specialistische
gezinsverzorgster voor dergelijke gezinnen. Samen met de gemeente
Midden-Groningen starten we binnenkort een pilot. We gaan mensen met
pedagogische vaardigheden en kennis van gezondheid inzetten in gezinnen met
complexe problematiek. Zij komen niet primair om te praten, maar steken de
handen uit de mouwen. Zorgen dat er weer orde in een huishouden komt, dat
kinderen met ontbijt naar school gaan, dat soort dingen. Ik verwacht daar veel
van.’
6. Draagt het bij aan een betere
samenwerking: 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur?
‘De
samenwerking binnen de gemeentelijke afdelingen en tussen gemeente en onderwijs
en hulpaanbieders is goed. Maar ik denk dat we op dit punt nog een opdracht
hebben. Gezinnen krijgen nog met te veel wisselingen te maken, ben ik bang.’
7. Draagt het bij aan jeugdhulp
dichterbij (t)huis?
‘Ik wil hier
graag inzoomen op ons preventieprogramma omdat dat heel dicht bij de mensen
komt. Het idee is dat we de lichtere hulp meer zelf gaan organiseren om zo de
zwaardere zorg die we vanuit de RIGG inkopen, kunnen beperken. We maken
daarvoor combinaties vanuit verschillende domeinen: sport, onderwijs, jeugd,
gezondheid. Denk aan het programma ‘de school in beweging’. Door beweging te
integreren in het dagprogramma van de school, worden kinderen niet alleen
gezonder; zij leren ook beter en hun emotioneel welbevinden neemt toe. Dat is
bewezen. Denk bijvoorbeeld aan balspellen waarbij kinderen tegelijkertijd
klanken en klinkers oefenen of rekensommen maken.’
‘We kunnen dankzij goede samenwerking tussen onderwijs en hulpaanbieders ook aanbod organiseren voor groepen kinderen in plaats van voor individuen. Denk aan een Rots-en-water-training voor een groepje kinderen met faalangst. Dat kan dan gewoon op school, in plaats van dat een kind naar een instelling moet.’
8. Is er sprake van de juiste zorg op
het juiste moment, ook voor de complexe doelgroep?
‘Dat
proberen we met z’n allen wel. Daarom werken we ook samen in de provincie en
kopen we in via de RIGG. Ik denk dat dat nog beter kan, dat we nog dichter op
het kind moeten zitten.’
9. Draagt het bij aan kostenbeheersing?
‘We hebben
financiële zorgen. Maar in vergelijking met andere gemeenten in de provincie
Groningen mogen we onze handen nog dichtknijpen. Het is ook fijn dat we een
gemeenteraad hebben die overwegend voorrang geeft aan inhoud en daarna kijkt
naar het geld. Ik verwacht veel van ons preventieprogramma en het werken
volgens het principe van Positieve gezondheid. Ik hou niet van geldgestuurde
projecten die eindigen als er geen geld meer is en niet structureel bijdragen
aan een financieel en inhoudelijk gezond jeugdhulpverleningssysteem. De
jeugdhulp is zo complex: voor verandering en verbetering heb je langdurig
financiële ondersteuning en tijd nodig. Ik ben voor structurele verbetering,
dat vraagt om langetermijndenken. Ik hoop oprecht dat er de komende jaren
minder geld zal hoeven naar de geldverslindende jeugdhulpindustrie.’